Nieuws

TC Tubantia

mei 20, 2017

Cabaret, rap, stand-upcomedy, acteren. Jeffrey Spalburg kon al zoveel en nu is hij jazzzanger bovendien. In het najaar gaat hij ook nog eens een roman schrijven. „Het zit in mijn karakter, denk ik.”

Theo Hakkert

Wat geef je door? Sinds Jeffrey Spalburg (Hengelo, 1971) vader is, denkt hij daar geregeld over na. Zijn gedachten grijpen terug op familieverhalen. Hoe zijn vader, destijds in Suriname, al jong moest bijdragen aan het gezin. „Elke morgen om half vijf liep hij naar de markt in Paramaribo. Drie kwartier lopen heen. Om de eieren te verkopen van het erf waar hij woonde. Van het geld moest hij groente kopen, of vlees als hij een goede dag had, en dan moest hij weer drie kwartier teruglopen naar huis. En dan nog een half uur naar school lopen.”

Wellicht was het voor zijn vader niet uitzonderlijk. „Hij deed in ieder geval nooit stoer van: dit moest ik vroeger doen. Toen ik vader werd, besefte ik hoe heftig het verhaal was. Een offer om te leven. En om verder te komen. Wat heb ik mijn zoontje nou eigenlijk te vertellen? Dat ik een keer in de file stond, op weg naar Hengelo? Dat zijn toch geen verhalen. Wat me vandaag toch is overkomen, jongen! Ik was wel een half uur te laat!”

Je vader vertelde er wel over?

„Als je er naar vroeg. Hij kon heel mooi vertellen. Hij stond voor de klas, hij kon het goed overbrengen. Ze waren heel erg arm, dat heeft hij wel eens gezegd. Misschien was het nog wel erger dan hij ons zei. Zo jong, en dan voor de boodschappen moeten zorgen.”

Jeffrey Spalburg vertelt het met een serieuze blik, maar dan klaart zijn gezicht op. „Ik mocht voetballen. Hij mocht niet voetballen. Mijn oma was bang dat hij wat zou breken, en dat konden ze niet betalen. Ik mocht gewoon bij Achilles ’12 voetballen.”

Wat hebben we het toch goed.

„Maar dat is ook zo. Heel veel mensen realiseren zich niet hoe goed ze het hebben. Er wordt ontzettend veel ge- klaagd en er is veel onvrede. Maar als je de dingen naast elkaar zet: in Nederland is ook veel armoede geweest. Veel armoedeverhalen die van toepassing waren op mijn vader, had je hier ook. Mijn moeder komt ook niet uit een rijk gezin. Alleen rijk aan kinderen, zeven, en verhalen over barre winters. En het is nog niet eens zo lang geleden. Het is de generatie vóór de onze. Hoor toch wat ik zeg. Ik begin een oude lul te lij- ken.”

Of hij denkt nog verder terug. Aan zijn overgrootmoeder. „Zij was een vrouw die in Suriname voor een rijke witte familie moest koken. Ze had een heel getalenteerde zoon, maar er was geen geld om te studeren. Maar omdat hij de maaltijden die zij aan de meester in het huis gaf zo op prijs stelde, heeft ze gewoon een keer de vraag gesteld. Wat not done was, want je moest wel je positie weten tegenover degene die bo- ven je stond. Zo werd hij een van de eerste zwarte mannen met een machinistendiploma. Hij laveerde met de tankers tussen Venezuela en Curaçao. Van het geld dat hij verdiende, is uit- eindelijk het huis gebouwd waar mijn vader geboren is. Dat soort verhalen, prachtig. Het zijn de dingen die je wilt doorgeven.”

Jeffrey Spalburg heeft dit soort verhalen verwerkt in zijn cabaretprogram-ma’s, maar ze zullen ook de basis vormen van de roman die hij gaat schrijven. Dit najaar moet het gebeuren. Christine Otten staat hem daarbij terzijde. Hij speelt momenteel in de voorstelling Swingin’ Harlem en die wordt volgend jaar hernomen. Tussendoor heeft hij vier maanden.

Kun je dat doen naast al jouw andere activiteiten?
„Dit wordt afzonderen, denk ik, omdat ik er geen ervaring mee heb. Als je schrijft, kom je op veel associaties, plek- ken waarvan je niet wist dat ze ook bij het verhaal hoorden. Zo gaat het bij mij. Als ik met het een bezig ben, versterkt het dat andere. Ben ik met muziek bezig, dan schrijf ik met mijn linkerhand een paar comedy-ideeën op. En andersom. Ik ben er nog steeds niet over uit hoe dat komt.”

Dit gaat niet meer anders worden?

„Je kunt jezelf niet veranderen, in die zin. Later als ik groot ben ga ik dit en dit doen, dat is een denkfout. Klinkt leuk,

maar je blijft wel de persoon die je bent.”

De persoon die Jeffrey Spalburg altijd al was, wist op jonge leeftijd dat hij naar de toneelschool wilde. „Ik was problematisch op de lagere school, had te veel energie. Ik werd bestempeld als vervelend en kon nooit mijn mond houden.” Hij heeft veel te danken, zegt hij, aan Rinus Morsink, zijn leraar op de Plechelmusschool. „Hij kon het kanaliseren, die energie van mij, door muziek te maken of theater. Daar bloeide ik he- lemaal van op. Ik heb inderdaad toneelschool gedaan, maar ik doe nu iets an- ders dan waarvoor ik ben opgeleid. Cabaret, kleinkunst.”

Kan het ook zijn dat je té veelzijdig bent?
„Soms denk ik daar wel eens over na. Wat maakt dat je alles goed kunt, maar nergens in uitblinkt? Het zit in mijn ka- rakter, denk ik. Ik vind veel dingen leuk en dan doe je ze met overtuiging. Het komt ook door de omstandigheden waarin ik ben opgegroeid. Ik ben niet Surinaams, maar ook geen Tukker: ik zit ergens tussenin. Ik ben geen muzikant, geen acteur: ik zit ergens tussenin. Ik ben gewoon alles tegelijk.”

Je hebt niet het gevoel dat je ergens thuis bent.
„Thuis is soms eerder ‘a state of mind’ dan een plek. Thuis in Amsterdam, thuis in Hengelo, thuis in Suriname. Ik ben nooit thuis, denk ik.”

De lijst van programma’s en voor- stellingen waarin hij te zien is geweest of aan heeft bijgedragen, is imposant. Speelfilms, televisie (onder meer De Groote Markt 30 voor RTV Oost), vier cabaretprogramma’s, en natuurlijk de hit Hengelo-o-o. „Door de clip viel alles op z’n plek toen. Als het dan gebeurt, word je geleefd. Die dag ging de clip vi- ral en was zelfs in het NOS Journaal. De telefoon stond roodgloeiend, de hele tijd. Interviewaanvragen non-stop. Zo bizar, zo heftig, zo intens. En toen was het al even snel, pats, weer weg. Een- dagsvlieg, riepen ze toen. Nee, ze ma- ken er zelf een eendagsvlieg van. Ik was er daarvoor al en ik ben nog steeds be- zig. Ik heb het nooit gedaan om be- roemd te worden of te scoren. Op een gegeven moment weet je pas waarom

je iets doet zoals je het doet. In het be- gin doe je dingen omdat je ze leuk vindt, of om je te profileren, of als over- levingsmechanisme.”

Een heel verschil met nu. Hengelo-o-o is nog maar vijf jaar geleden. Zo snel gaat de tijd. „De generatie nu kijkt wat er te halen valt en heeft geen oog voor de weg er naar toe. Veel raps die online gelijk miljoenen hits hebben. Come- dians met veel aanhang op social media die daardoor makkelijk kunnen scoren. De hele weg er naar toe, we legden die af omdat we dat moesten doen, van onszelf. Zij doen het om te zien wat er te halen valt. Een heel andere insteek. Vroeger moest je les nemen, talenten- jachten aflopen. Nu is het: als de stoel op televisie omdraait ben je binnen. Ze maken een deal, brengen een plaat uit en brengen je onder bij shows.”

Maar het beklijft niet.

„Nee. Het gaat veel te snel. Er is geen periode van groei.”

Aan alles wat hij doet, heeft hij zo pas jazzzang toegevoegd. Vanavond staat Jeffrey Spalburg in Almelo met de voorstelling Swingin’ Harlem. Hoe dat zo? „Ben van den Dungen heeft mij gevraagd, een van de beste saxofonisten van Nederland. Ik ken hem nog uit de periode dat ik in een jazzdancebandje zat, als rapper en mc. Ik vertelde hem dat ik een programma wilde ontwikkelen met muziek en cabaret. Ontwikkel dat maar bij ons, zei hij. Hij zag in mij een zanger, ik was er onzeker over.”

Van den Dungen liet hem stukken van Cab Calloway zingen, gecoacht door zangeres Deborah Carter. Stukken uit Swingin’ Harlem, een muziekthea- tervoorstelling over de ontwikkeling van de Newyorkse wijk Harlem in de jaren 20 en 30. De zwarte bevolking van de VS vluchtte in die jaren naar het noorden. In Harlem ontstonden jazz- clubs en theaters. Cab Calloway en Duke Ellington zetten de toon. „De wijk werd een vrijplaats voor cultureel ondernemerschap.”

Van den Dungen gooide hem voor de leeuwen op het jazzfestival Leusden. „Gelijk meedoen, vond hij, terwijl ik alleen wilde kijken. Ik was supernerveus, maar het ging goed.” Nu is hij een van de vocalisten van Swingin’ Harlem. „Wat ik zo mooi vind, is dat het ergens ook actueel is. Het gaat hier over vluchtelingen die veel hebben opgebouwd. Vluchten kan ook een zegen zijn.”

Hoe sterk is jouw band met Hengelo eigenlijk nog?
„Ik ben er geboren, dus die band is er en blijft er. Het bekende gezegde: je kunt de Tukker wel uit Twente halen, maar Twente niet uit de Tukker.” In één adem verder: „Wat mij laatst opviel: Twentse houtsnijwerken aan oude boerderijen hebben allemaal betekenis. Stiepeltekens zijn er in Suriname ook. Vooral in de binnenlanden, waar de marrons leven, de weggelopen slaven. Zij doen veel met houtsnijwerk. Al zie je dat langzaam verdwijnen, terwijl het zo mooi is. De kleuren ook, de kennis van hoe je een hoofddoek bindt.”

Hij trekt de lijn zo door naar het Twents. „Kleine dorpsscholen in Twente hebben het moeilijk. Net als de Twentse taal. Zo jammer. Het Twents is zo economisch. Niet te veel woorden. Daardoor kun je precies de kern raken. Dat is veel sterker dan vijf zinnen.”

Heb je daar nu meer belangstelling voor gekregen dan toen je in Hengelo zat?
„Natuurlijk. Als je in Hengelo woonde, wilde je daar niet wonen. Zo snel mo- gelijk weg. En nu houdt het me bezig.”

‘Swingin’ Harlem’ is vanavond te zien in Hof88, Almelo. Aanvang 20.15 uur.

Tekst: Theo Hakkert, Fotografie: ©Carlo Ter Ellen

You Might Also Like